De Dwaas is een figuur die we ook tergvinden in moderne speelkaarten. Maar in deze kaarten is de Dwaas echter een soort hofnar, die lacht en probeert om mensen aan het lachen te maken.
In de Tarot heeft hij steeds meer de vorm van een nomade aangenomen, van iemand die zijn verstand heeft verloren en op het platteland rondzwerft.
Een hond, of een ander dier, achtervolgt hem en bijt in zijn kleding, hoewel hij zich daar niets van aan lijkt te trekken. In sommige oudere tarotdecks komen we in plaats van de hond ook wel kinderen of kleine mensen tegen die de Dwaas uitlachen.
Ten slotte heeft hij een kleine knapzak bij zich, het symbool van het weinige dat hij bezit (en dat voor hem genoeg is om van te leven).
De Dwaas is in de Tarot de enige kaart van de Grote Arcana die geen nummer heeft, wat nog meer getuigt van het feit dat alle normen en regels geen vat op hem hebben.
Van een kaart die een dwaas voorstelt, een persoon die zijn verstand heeft verloren, zou je gemakkelijk kunnen concluderen dat het een buitengewoon negatieve kaart is. Dit is echter niet altijd het geval.
We leven in het tijdperk van absolute controle, het tijdperk waarin het verstand alles domineert, vooral in het Westen. Waarin alles wat niet wordt uitgelegd en geaccepteerd moet worden zoals het is, in blind vertrouwen, letterlijk zenuwslopend is.
De Dwaas is daarom een belangrijke waarschuwing. Soms moeten we ons instinct volgen. Het heeft geen zin om tot in de puntjes te berekenen hoe groot de kans is of een bepaalde handeling van ons al dan niet indruk zal maken op degene in wie wij geïnteresseerd zijn. En ook heeft het vaak geen zin om te veel na te denken over de gevolgen van ons handelen, over wat goed zou zijn om te doen, en hoe we ons zouden moeten gedragen. Soms is het goed om je als een dwaas te gedragen, om te doen waarvan we denken dat het de juiste manier is, zonder te dralen, en om je verder nergens iets van aan te trekken.
Denk maar aan het feit dat de Dwaas vrij is, juist omdat hij wetten overtreedt die “niet bestaan”. Hij overtreedt geen natuurwetten, maar alleen de wetten van de conformiteit, dus de wetten van wat anderen als goed of fout beschouwen. En daarbij is hij gelukkig (in tegenstelling tot degenen die hem beoordelen).
Aeschylus zei tenslotte dat het voor een wijze vaak verstandig is om dwaas te lijken.
Meer soortgelijke artikelen kun je vinden in de rubriek:
“De betekenis van de kaarten bij tarotlezingen”